Vuur helpt de mens aan een aantal noodzakelijkheden: warmte, licht en een manier om voedsel lekkerder en beter verteerbaar te maken. Ook is het een nuttig gereedschap voor het uithollen van houten kommen, het wegbranden van vegetatie en levert het belangrijke grondstoffen: as en houtskool. As kan worden verwerkt tot zeep of tot loog waarmee huiden onthaard kunnen worden en houtskool is nuttig als natuurlijk potlood of als ingrediënt voor het maken van ‘harslijm’.
Maar hoe kan vuur worden gemaakt? Behalve met een tak in je hand rustig te wachten tot het bliksemt zijn er verschillende meer praktische methoden. Eén daarvan berust op wrijving. Een andere gebruikt ‘percussie’, het slaan van vuur uit staal of gesteenten zoals markasiet.



Wrijving
Wanneer voldoende druk en beweging op hout wordt uitgeoefend, zal dit, als de hitte groot genoeg wordt, verkolen. Verkoold hout heeft de aangename eigenschap gemakkelijk te gaan gloeien. Op dit principe berust een heel scala vuurmaakmethoden. Ik ga hier alleen in op twee daarvan: de vuurboog en de handboor.
Handboor
De handboor is lastiger en vraagt meer ervaring dan de vuurboog, maar heeft als voordeel dat deze maar uit twee onderdelen bestaat. Een lange rechte tak van bijvoorbeeld roos, vlier of wilg of een droge, overgebleven stengel van een teunisbloem of toorts is goed materiaal voor de boor zelf. De onderkant van de boor moet niet veel dikker te zijn dan een centimeter. Hoe dikker de boor is, hoe lastiger het is voldoende snelheid te maken. In verband met het welzijn van de huid van je handpalmen verdient het de voorkeur de boor mooi glad te schaven. Als de boor niet mooi recht is kan hij na verhitten boven een bed gloeiende kolen worden rechtgebogen. De droge stengels breken als je dit probeert. Deze kunnen worden gestoomd boven kokend water.
Het plankje waarop de handboor draait moet van lekker zacht hout zijn. Wilg en linde werken goed. Met een mes wordt een klein putje in het hout uitgesneden waarna de boor hierin even mag draaien. Als het putje diep genoeg is om te voorkomen dat de boor eruit schiet stop je. Met een mes maak je vervolgens een kleine inkeping van de buitenkant van het plankje naar halverwege het centrum van het zojuist gemaakte putje. Deze inkeping heeft als doel het poedervormige verkoolde hout dat tijdens het boren ontstaat op te vangen. Als dit poeder als een soort dijkje om het putje heen komt te liggen is de inkeping niet breed of niet diep genoeg.
Maar nu het maken van vuur. Zet je voet op het plankje en kniel op de knie van je andere been. Zet de boor in het puntje en breng je gewicht erboven. Daarna begin je met de handpalmen tegen elkaar te wrijven alsof je koude handen hebt, alleen dan met de boor ertussen. Maak lange slagen en laat de boor over een zo groot mogelijk deel van je handen rollen. Belangrijk is te ontspannen, het is geen kwestie van kracht, maar van techniek. Oefen tijdens het draaien wat neerwaartse druk uit, zodat je na een aantal slagen met je handen onderaan de boor bent aangekomen. Met één hand hou je de boor vast. Til hem niet uit het gat, want dan gaat warmte verloren. De andere hand pakt nu de top van de boor. Daarna weer al wrijvend naar beneden enzovoorts. Als je het goed doet zie je al snel wat rook opstijgen. Dit is een goed teken, maar nog maar het begin, want waar rook is, is lang niet altijd vuur. In de inkeping zal zwart houtskoolpoeder ontstaan. Dit is het moment het tempo wat te verhogen en wat meer druk uit te oefenen op de boor. Zodra de rook niet meer opstijgt uit het boorgat maar uit het hoopje poeder heb je een kooltje. Verwijder rustig de boor en vier feest: je hebt een kooltje!! Dit kan bijvoorbeeld in een warm zacht nest van fijngewreven droog gras worden aangeblazen tot een vlam. De kans dat dit alles je de eerste keer lukt is niet zo heel erg groot, zeker niet als er niemand is om je tips te geven terwijl je bezig bent. Stop op tijd als het niet lukt, voordat je helemaal afgepeigerd bent of de blaren op je handen staan. Gooi het geproduceerde poeder niet weg en probeer het gewoon nog een keer.
Vuurboog
De vuurboog is gemakkelijker omdat de boor je helpt snelheden te bereiken die met de hand onhaalbaar zijn. Een complete set bestaat uit een korte brede boor, een stijve boog met een stevig koord van bijvoorbeeld leer of rauwe huid, een plank met een putje en inkeping zoals bij de handboor en een handvat waarin de boor kan draaien. De gebruikte houtsoorten zijn minder belangrijk bij de vuurboog omdat meer snelheid en druk kan worden uitgeoefend. Heel harde houtsoorten als eiken- en beukenhout en hout dat veel hars bevat zijn echter ongeschikt. Sla de pees van de boog éénmaal om de boor heen. Zet weer één voet op het plankje, plaats de boor in het kuiltje met inkeping, kniel met je gewicht boven de boor en plaats je knie in de elleboog van de arm die met het handvat op de boor drukt voor meer stabiliteit. Zaag rustig met de boog heen en weer. Belangrijk is lange slagen te maken met de boog en de pees op goede spanning te houden. Dit doe je door de duim van de hand die de boog hanteert op het koord te leggen. Als meer spanning nodig is, duw je met je duim het koord tegen de boog aan. Ook in dit geval zul je al snel rook zien ontstaan en poeder zich zien verzamelen in de inkeping: het is immers hetzelfde principe als de handboor.
Percussie
Bij verschillende opgravingen van steentijdculturen zijn stukjes markasiet gevonden. Dit gesteente bevat ijzer en zwavel en is daardoor geschikt voor het maken van vuur. Door met een scherpe rand van vuursteen langs de markasiet te schrapen of te slaan komen hete vonken vrij die kunnen worden opgevangen op een hiervoor speciaal bereidde tondel. Op de foto hiernaast is te zien hoe met een in gewei gevat stuk vuursteen vonken worden afgeschraapt. Op mijn bovenbeen ligt een plakje van de tondelzwam waarvan met een stenen mes een heel fijn ‘wol’ is afgekrabd. Omdat het met de vonken lastig mikken is duurt het vaak even voor je tondel begint te gloeien, maar soms is het de eerste keer al raak. Ik vind het prettig de steen te schachten en de vonken af te schrapen omdat je dan meer controle hebt en de tondel niet wordt weggestoten. De markasiet kan echter ook op een scherpe rand van een stukje vuursteen worden geslagen: de vonken zijn even goed. Wanneer de tondel eenmaal gloeit kan dit op dezelfde manier als hierboven bij wrijvingsmethoden werd beschreven tot een vlam worden aangeblazen.

