Bogen en pijlen

De boog is één van mijn favoriete speeltjes. Het is fantastisch om met de boog in de hand door een verlaten stukje land te dwalen, steeds nieuwe doelen kiezend en schietend. Over het maken en gebruiken van boog en pijl is erg veel geschreven. Een heel klein voorproefje vind je op deze pagina.

De boog

De ‘pijl en boog’ is in het verleden bijna overal ter wereld bekend geweest als (jacht-)wapen. Soms werd de boog alleen uit hout gemaakt. Op andere plaatsen of in andere tijden was het een complex geheel waarin diverse materialen als hout, gewei, hoorn, huid en pees werden verwerkt. Pijlen werden gemaakt van onder meer hout, ‘rivercane’ en bamboe, al dan niet voorzien van veren en met spitsen van diverse materialen.
Een boog werkt als een springveer. Wanneer aan de boogpees wordt getrokken en de boog buigt wordt energie in de boog opgeslagen. Deze energie komt bij het loslaten van de pees vrij en de pijl wordt met kracht weggeschoten. De snelheid van de pijl wordt door vele factoren bepaald. Eén van deze factoren is de trekkracht van een boog. Deze wordt uitgedrukt in Engelse ponden: één pond is 454 gram. Hiermee wordt aangegeven hoeveel gewicht aan de boogpees moet hangen voordat de boog een bepaalde lengte is uitgetrokken. Deze lengte, hier maar even de ‘treklengte’ genoemd, is afhankelijk van de schutter en het type boog waarmee geschoten wordt. Meestal trekt de boogschutter de pijl zover achteruit tot zij/hij met de knokkel van de wijsvinger tegen het jukbeen of vlak voor het oor kan ‘ankeren’. Dit houdt in dat de schutter de boog tot dat vaste punt spant en vervolgens gaat mikken en schieten.

Drie handbogen met een verschillende ’tiller’
Twee soorten veren en drie soorten spitsen
Het op maat brengen van een pijl

Het maken van een boog

Bogen werden in de Nederlandse steentijd altijd uit één stuk hout gemaakt. In principe kan bijna iedere houtsoort worden gebruikt voor het maken van een boog, maar voor bepaalde modellen is de ene houtsoort geschikter dan de andere. Over het algemeen geldt dat als je een krachtige boog wilt maken van zwakker hout de boog of langer, of breder moet zijn dan wanneer sterker hout wordt gebruikt.
Een boogtype dat van vrijwel alle soorten hout kan worden gemaakt is een zogenaamde ‘flatbow’ die in ontspannen toestand ongeveer tot aan de neus van de schutter reikt. Een dergelijke boog lijkt op de modellen zoals ze in de midden steentijd in Nederland werden gemaakt. De oorspronkelijke bogen waren meestal van iepenhout. Andere houtsoorten waar ik behoorlijke bogen van heb gemaakt zijn onder meer taxus, esdoorn, es, acacia, hazelaar en diverse vruchtbomen.

Een ‘flatbow’ kan als volgt worden gemaakt. Het hout voor de boog (10 a 15 cm korter dan de boogschutter lang is) wordt gekapt, ontbast en gespleten. Omdat de rug van de boog (de lange kant die de schutter tijdens het schieten niet ziet) gemaakt wordt uit de buitenste jaarringen van het hout, mogen deze niet worden beschadigd bij het verwijderen van de bast. Als alleen met steentijdgereedschap gewerkt wordt is dit het moment de boog er in de dikte vast uit te hakken. Daarna mag het hout drogen.

Met behulp van bijvoorbeeld een touwtje wordt het midden bepaald (eind tot eind opmeten en daarna het touwtje dubbelvouwen) en met houtskool wordt de ruwe vorm van de boog uitgetekend op het hout en eruit gehakt. Nu kan met de hand worden gevoeld of de boog de gewenste trekkracht heeft door één uiteinde op de grond te zetten, het andere uiteinde vast te houden en met de vrije hand op het handvat te drukken. Als het goed is zal de boog al behoorlijk doorbuigen. Met een stenen mes worden nu aan de beide uiteinden inkepingen gemaakt voor de voorlopige boogpees en met een schaaf wordt de hele binnenkant van de boog gladgeschaafd.

Nu moet de bogenbouwer de boog ’tilleren’, dit betekent ervoor zorgen dat de boog overal perfect gaat doorbuigen. Wanneer dit niet het geval is zullen er zwakke plekken in de boog ontstaan waar het hout wordt overbelast. Uiteindelijk zal de boog op een dergelijke plek breken. Alleen waar het hout te stug is wordt het wat uitgedund totdat de definitieve vorm en trekkracht zijn bereikt.

Daarna kan de boog worden ingeschoten en als alles naar wens is worden afgewerkt en enkele malen met olie worden ingewreven. Een dergelijke boog kan vele jaren meegaan als hij droog maar niet te warm wordt bewaard en af en toe wordt ingevet. Als de boog lange tijd niet is gebruikt moet hij een aantal malen voorzichtig worden opgerekt voordat maximaal kan worden geschoten.

Pijlen

Hout voor pijlen kan worden gespleten uit een stuk stam van verschillende houtsoorten. Hout dat goed is voor bogen is meestal ook goed voor pijlen. Wel is het belangrijk dat de vezels van de stam waaruit je je pijlen maakt mooi recht zijn, anders bezorg je jezelf onnodig veel werk. Een andere methode, en deze heeft mijn voorkeur, is het snijden van jonge twijgen van bijvoorbeeld de hazelaar. Omdat ik meestal met stenen werktuigen werk is dit voor mij de snelste methode. Ook is het erg leuk dit materiaal te kunnen oogsten tijdens een wandeling in het bos of park.
Hoe je ook aan je hout komt, voor een pijl zal het altijd een ronde doorsnede moeten hebben en zo recht mogelijk moeten zijn. De ronde doorsnede is met eenvoudig schaven gemakkelijk te bereiken. Een hulpstuk kan een stukje bot of gewei zijn met een gat erin van de juiste doorsnede. Het recht maken van de pijlschacht kan door ‘m te verhitten boven de kolen van een vuur. Heet hout is goed te buigen en zal na afkoelen die vorm houden. Pas wel op dat je hout niet verbrand, want een pijl met schroeiplekken is breekbaar geworden.

Een goed uitgebalanceerde pijl heeft eigenlijk geen veren nodig, maar weinig natuurvolkeren schieten met pijlen zonder veren. Je kunt kiezen of je twee of drie gesplitste veren van een zwaardere vogel of meerdere hele veren van een lichte vogel gebruikt. Gans en zwaan leveren goede veren. Deze worden gesplitst of gestript, in vorm gesneden met een scherp mes of gebrand met gloeiende houtskool, en daarna op de pijlschacht bevestigd. Ik vind het het prettigst de veren met een dunne draad van bijvoorbeeld pees op de schacht vast te zetten zoals op de foto. Als je lichte veren van bijvoorbeeld duiven gebruikt zet je eerst de uiteinden ‘verkeerd om’ met pees vast. Daarna knik je de veer naar voren waarna je de voorkant met pees vastzet.

Voor echte jacht is een pijlpunt noodzakelijk voor groter wild. Gevogelte en konijnen kunnen met stompe pijlen worden geschoten. Pijlpunten kunnen worden gemaakt van heel diverse materialen als steen, glas, been en gewei of hard hout. Als geen pijlpunt wordt gebruikt is het toch nodig dat er gewicht aan de punt van de pijl wordt toegevoegd omdat anders de balans van de pijl wordt verstoord.