Er zijn in Nederland zover ik weet nooit bewijzen gevonden voor het looien van leer in de steentijd. Mijn eigen bescheiden mening is echter dat je hier niet omheen kunt. Rauwe huid kan zeker worden soepel gemaakt, soepel genoeg om te dragen. Maar het nadeel is dat een regenbui op een jack van rauwe huid betekent dat hij na opdrogen stug en stijf zal zijn. En als een natte huid lang nat blijft gaat hij rotten. Natuurlijk kan kleding ook van andere materialen dan leer, bont of huid worden gemaakt, maar ik kan me niet voorstellen dat onze voorouders zo’n goede bron van eersteklas materiaal links hebben laten liggen.
Hieronder komen twee leerlooimethoden aan bod, een chemische looiing met tannine en een vetlooiing. Beide looimethoden zijn effectief en leveren bruikbaar leer. De vetlooiing heeft mijn voorkeur omdat ik het handwerk in het proces leuker vindt en ik geen zachter en mooier leer ken dan een met vet gelooide hertehuid.
Voorbewerken van de huid
Voor een huid kan worden gelooid moet hij eerst worden schoongemaakt en eventueel onthaard. Het schoonmaken van de binnenkant van een grote huid doe ik graag met een benen schraper. Dit is niet veel meer dan een schuin afgezaagd stuk been waaruit het merg is verwijderd. De vochtige huid wordt op een harde maar gladde ondergrond gelegd waarna met de scherpe rand van de schraper het bindweefsel met alle restjes vlees en vet als het ware wordt opgerold in de richting van de rand van de huid. Een schone huid is mooi wit.Als het eindproduct bont moet zijn is de huid nu klaar om te worden gelooid. Als de haren daarentegen moeten worden verwijderd, wordt de huid in water of een oplossing van water en houtas gelegd. Dit zorgt voor een bacteriële, respectievelijk een chemische aantasting van de opperste huidlaag. In deze laag zitten de haarwortels vast. Door de aantasting van de opperhuid door de rotting of het loog kunnen ze gemakkelijk worden afgeschraapt. Hiervoor gebruik ik een rib van een rund met een schuin geplaatst boomstammetje als ondergrond. Voor de looiing met tannine is het beter als de opperhuid zo min mogelijk wordt aangetast zodat het leer glad blijft en goed kan worden ingevet. Bij een vetlooiing is het gebruikelijk de hele opperhuid te verwijderen zodat het leer het ruwe oppervlak heeft van suède.
Looien met tannine
De bast van diverse bomen bevat tannine dat voor het looien van leer kan worden gebruikt. Een goede bron zijn onder meer eiken, wilgen, sparren en kastanjes. Meestal bevatten jongere bomen meer tannine dan oude. De bast wordt gedroogd en daarna vermalen zodat de tannine er makkelijker uittrekt. De juiste hoeveelheid bast om een huid mee te looien is ongeveer gelijk aan het gewicht van de vochtige huid (de haren niet meegerekend!). Onder de primitieve omstandigheden waarin ik looi blijft het altijd een schatting. Te weinig looistof betekent een onvoldoende looiing, maar dit wordt snel duidelijk omdat het looibad een beetje begint te stinken. Het is dan simpelweg een kwestie van looistof toevoegen. Teveel looistof zorgt ervoor dat de buitenste lagen van de huid weliswaar worden gelooid, maar dit sluit de toegang af voor de looistof. Het gevolg is dat het binnenste van de huid onbehandeld blijft. Dit is te zien door een stukje huid af te snijden. Zie je drie lagen zoals bij engelse drop dan is het looibad te sterk geweest.
Nadat de juiste hoeveelheid bast is afgemeten wordt aan het bad voldoende water toegevoegd om de huid en de bast onder water te zetten. Ook is het belangrijk dat de huid vrij ‘zwemt’ in het bad en elke dag minstens éénmaal wordt geroerd. Hierdoor wordt voorkomen dat de huid op sommige plaatsen minder goed gelooid wordt dan op andere. Kleine huiden als die van een konijn of muskusrat zijn, afhankelijk van de temperatuur, na één of twee weken klaar. Grotere huiden doen er langer over. Ik heb één keer een runderhuid gelooid in eikebast en die had er meer dan negen maanden voor nodig. Door de huid een stukje in te snijden kan het looiproces in de gaten worden gehouden. Belangrijk is wel dat bij temperaturen onder de tien graden celsius het looiproces tot stilstand komt. De winter is dus niet de meest geschikte periode om hiermee aan de slag te gaan.
Wanneer de huid door en door gelooid is kan hij worden gedroogd, ingevet en soepel gemaakt.
Op deze manier gelooid leer is glad, waterafstotend en heel goed beschermd tegen bederf. Het is echter nooit zo zacht te krijgen als een met vet gelooide huid.
Looien met vet
De meest eenvoudige primitieve methode van leerlooien is het looien met hersenen. Het idee hierachter is dat de vezels van de huid worden afgedekt met een ‘smeerolie’ waardoor de vezels langs elkaar kunnen bewegen. Hierdoor wordt de huid zacht en soepel.
De vochtige huid wordt in een badje van water met daarin opgeloste hersenen gelegd en mag een nachtje staan. De volgende dag wordt de huid stevig uitgewrongen en gaat nog een aantal malen een half uurtje terug in het bad. Het wringen tussen de baden door zorgt ervoor dat de in het water opgeloste oliën diep in de huid worden geperst. Daarna mag de huid drogen tot hij alleen nog koud aanvoelt maar verder droog lijkt.
De volgende stap is de huid op te rekken en daarna voortdurend in beweging te houden terwijl de huid droogt. Wanneer een deel van de huid onvoldoende aandacht krijgt zal hij hier stugger zijn of in het ergste geval een harde plek vertonen. Het is altijd het lastigst de huid soepel te krijgen die de nek en de heupen van het dier bedekte. Ik gebruik graag twee hulpmiddelen bij het soepel maken van de huid: een aangepunte paal en een kabel van rauwe huid of, wanneer ik in een moderner context werk, van staal. De paal heeft een punt als een beitel. Hij is afgerond plat en reikt tot ongeveer mijn navel. Met beide handen aan weerszijden van de paal kan de huid met kracht over de punt getrokken worden. De kabel is voor het constante en lichtere werk. Het is ook mogelijk de huid op te spannen in een frame en met een aangepunte stok de huid te bewerken, maar dit vind ik niet heel prettig en doe ik alleen met dikke zware huiden waarmee het lastig werken is.
Zodra de huid droog en zacht is kan hij worden gerookt. Dit kan, het moet niet. Ongerookte huid is prachtig helder wit, maar heel gevoelig voor water. Een druppel water op de huid zorgt na drogen voor een harde plek en dat is zonde. Daarom rook ik alle huid die ik nodig heb voor kleding. Na het roken kan de huid met de hand worden gewassen en zal hij na even stevig bewegen weer net zo zacht zijn als voorheen.
Voor het roken gebruik ik graag vermolmd hout. Het doel is namelijk veel rook en weinig hitte te produceren. Een vlammend vuur kan de huid volledig vernielen en daarom mag je de huid tijdens het roken nooit aan zijn lot overlaten. Om de rook te vangen in de huid wordt deze tot een zak genaaid en boven een kuil met het gloeiende vuur gehangen. Omdat ik de diepbruine kleur mooi vind rook ik de huid drie uur aan beide zijden.
Dit leer is prachtig mooi en zacht. Het rekt zelfs behoorlijk en isoleert vanwege de in de losse leerstructuur gevangen lucht. Het is veel werk dergelijk leer te maken, maar het resultaat is er dan ook naar.